“Nederlandse films zijn voor zondagmiddag thuis op de bank”, aldus een respondent uit het onderzoek.
Vier UvA-studenten hebben in het kader van het Company meets Student-project zich de afgelopen weken beziggehouden met het vraagstuk hoe 12- tot 15-jarigen tegen Nederlandse films aankijken. Het Company meets Student-project is een samenwerking van de UvA en Youngworks waarbij studenten praktijkervaring opdoen rondom het gehele proces van het uitvoeren van onderzoek. Gezien het dalende marktaandeel van Nederlandse films heeft Stichting Filmonderzoek bovenstaand vraagstuk aangeleverd voor het project.
Door middel van twee focusgroepen en een aanvullende korte vragenlijst onder een beperkte steekproef hebben de studenten onder andere antwoord gegeven op vragen als ‘sluit de content/verhaallijnen van Nederlandse films aan bij de belevingswereld van 12- tot 15-jarigen?’ en ‘zijn zij bewust van Nederlandse films in bioscopen en hoe horen zij daarover?’.
De studenten concludeerden het volgende:
• Jongeren in de leeftijdsgroep van 12 tot 15 jaar hebben het gevoel dat Nederlandse films niet voor hen bedoeld zijn. De films zijn op jonge kinderen gericht of juist voor volwassenen.
• In hun ogen zijn Nederlandse films van lage kwaliteit, hebben voorspelbare verhaallijnen, vaak dezelfde acteurs, en zijn Nederlandse films voor zondagmiddag thuis op de bank.
• Boekverfilmingen van bijvoorbeeld Carry Slee spreken hen aan omdat hierin situaties voorkomen die hen ook kan overkomen. Zij zien graag realistische verhaallijnen.
• De ideale Nederlandse film bestaat volgens hen uit: actie, sensatie, goed acteerwerk, origineel verhaallijn en grappige, goed uitziende acteurs/actrices, zodat de film het geld waard is om hem in de bioscoop te zien op groot scherm met goed geluid.
• Jongeren in deze leeftijd zouden het leuk vinden als populaire BN-ers een cameo hebben in de film, zoals Max Verstappen, Enzo Knol, Ali B, Jandino Asporaat en Dave Roelvink.
• Jongeren raken voornamelijk op de hoogte van Nederlandse films door middel van trailers bij YouTube (zowel door het zelf opzoeken als advertenties voorafgaand van een filmpje). Het liefst worden zij via social media op de hoogte gehouden, waarbij YouTube bij uitstek het meest gepaste medium is.
Het gehele rapport is hier te lezen.
Stichting Filmonderzoek heeft de deelname aan het project als positief ervaren. De inzichten uit dit rapport kunnen dienen als input voor een eventueel diepgaander onderzoek naar het imago van Nederlandse films.